Verslag vergadering Prize Papers consortium, 18 juni 2012

Aanwezig: Els van Eijck van Heslinga (voorzitter), Lex Heerma van Voss (verslag), Roelof Hol, Nicoline van der Sijs, Ruud Straatman.
Afwezig met bericht: Hanno Brand, Marti Huetink, Jelle van Lottum, Perry Moree, Joost Schokkenbroek, Marijke van der Wal, Dick Zwitser.

Ruud Straatman van het Centraal Bureau voor Genealogie stelt zichzelf voor. Het CBG is bereid te helpen met het zoeken naar data en het verzorgen van publiciteit.

Dick Zwitser is een andere nieuwe deelnemer aan het Consortium. Hij is geïnteresseerd in cognossementen. Deze vergadering kon hij nog niet aanwezig zijn.

Roelof Hol gaat begin juli in Kew het materiaal kijken.

Els van Eijck meldt namens Perry Moree dat de firma Brill nu in Kew aan het scannen is. Het project verloopt voorspoedig.

Els van Eijck heeft een presentatie over de Prize Papers gegeven in Oldenburg. Dagmar Freist en een promovendus doen onderzoek naar de brieven over de ontdekking van de wereld via het Atlantisch gebied.

Nicoline van der Sijs bericht dat de transcriptie zeer voorspoedig verloopt. Er hebben zich voldoende vrijwilligers gemeld voor transcriptie: alleen correctoren zijn nog welkom. Het project zal volgens planning in het najaar afgerond kunnen worden.

Lex Heerma van Voss doet verslag van een ronde contact met alle lopende projecten waarin van de Prize Papers gebruik wordt gemaakt. Naar het gebruik kunnen drie soorten onderzoeksprojecten onderscheiden worden die van de Prize Papers gebruik maken:
– projecten die primair geïnteresseerd zijn in de brieven als taaluiting,
– projecten die primair geïnteresseerd zijn in de bemanningen en scheepvaartbewegingen en die vooral gebruik maken van de interrogations, en
– projecten die primair geïnteresseerd zijn in de handel en die vooral gebruik maken van de scheepspapieren.
Uit overwegingen van efficiency kijken de meeste projecten alleen naar de bronnen die voor hen de meeste relevantie lijken te hebben. De projecten die geïnteresseerd zijn in bemanningen, hebben bijvoorbeeld geen tijd om te controleren of de brieven of scheepspapieren iets over de bemanning te melden hebben.

Het nu verzamelde en in de toekomst te verzamelen materiaal zou goed in een samenhangende structuur ondergebracht kunnen worden. Daarbij zou een database van genomen schepen de basis moeten zijn. Een basis daarvoor, maar een onbetrouwbare, is de inventaris van het NA. Brill legt een dergelijke database aan voor de scans van de interrogations. Jelle van Lottum doet dat ook voor die interrogations die hij in zijn onderzoek verwerkt.
Per genomen schip zouden in deze database een aantal basisgegevens uit de interrogations kunnen worden opgenomen, om het schip en de papieren te identificeren (naam schip, thuishaven, haven van vertrek en bestemming, datum en plek waar het schip genomen is, etc.). Aan deze database zouden dan per genomen schip alle scans van interrogations en aangetroffen papieren kunnen worden gehangen.

Het consortium besluit om met deze koers subsidie aan te vragen bij bijvoorbeeld de Maritieme fondsen en Metamorfoze. Aangevraagd zal worden geld voor het bouwen van deze structuur en het scannen van een nieuwe partij brieven. Andere mogelijke fondsen zullen worden overwogen. Roelof Hol en Ruud Straatman brengen in dat voldoen aan de Metamorfoze-normen kostbaar is. Geconstateerd wordt dat er ook al veel scans bestaan, die niet aan die normen voldoen. Besproken zal moeten worden wat van de scheepspapieren al dan niet gescand zal worden binnen deze aanvraag.

Afgesproken wordt:
Lex Heerma van Voss zal bij de Marti Huetink of Perry Moree navragen of Brill bereid is de database van vaarten die gemaakt wordt om de gescande interrogations een plek te geven, in te zetten bij een vervolgaanvraag
Els van Eijck, Lex Heerma van Voss, Roelof Hol en Perry Moree zullen een aanvraag in de grondverf zetten. Zij kijken ook wel instituten en mensen erbij betrokken kunnen worden.

Els van Eijck geeft een overzicht van de activiteiten voor het brede publiek. De Walburg pers wil wel verder met de reeks uitgaven.

Roelof Hol stelt het probleem van de duurzaamheid van de te creëren site aan de orde. Hij meldt dat van de website VOC opvarenden inmiddels drie versies in beheer zijn bij het Nationaal Archief. Lex Heerma van Voss verklaart dat Huygens ING bereid is de site op lange termijn te hosten.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Inventarisatie voor overleg op 18 juni

Beste leden van het Consortium

Voor ons overleg van 18 juni heb ik verschillende onderzoekers onderstaande vragenlijst toegestuurd, zodat we kunnen inventariseren welke gegevens uit de Prize Papers op het moment verwerkt worden.

Mochten jullie andere onderzoekers weten die met de bron werken, vraag hen dan de antwoorden op onderstaande vragen naar mij op te sturen.  Alvast dank

Lex Heerma van Voss

Lex.HeermavanVoss@Huygens.KNAW.NL

Onderzoekproject:

Van:

Wat is de onderzoeksvraag?

Welke data van de Prize Papers worden gebruikt?

Worden sailing letters gebruikt? Ja/nee

Zo ja, welke selectie wordt gemaakt uit de brieven?

Worden brieven getranscribeerd?

Zo nee, welke andere gegevens worden verzameld?

Welk ander materiaal wordt eventueel gebruikt?

Welke metadata worden aan de brieven toegekend?

Worden ook interrogations gebruikt? Ja/nee

Welke data van de interrogations worden genoteerd?

Hoe gebeurt dit (in een database?, als metadata bij een andere data-verzameling?)

Welke selectie van materiaal wordt gebruikt?  (Bijvoorbeeld: alleen Nederlandse schepen, geen visserschepen etc.)

Wordt dit materiaal allemaal verwerkt, of wordt daarbinnen weer geselecteerd?

Hoe is dit materiaal beschikbaar? (ter plekke in Kew, elders als scans, foto’s of kopieën)

Werken anderen met dezelfde selectie uit het materiaal?

 

Posted in Inventarisatie, Uncategorized | Leave a comment

Moederbrieven en hostie. Update Sailing Letters Journaal

In de week van de schrikkeldag was de redactie van het Sailing Letters Journaal, bestaande uit Dirk Tang, Erik van der Doe, Peter de Bode en ondergetekende, aanwezig in The National Archives (TNA) in Kew om selecties te maken uit bekende en mindere bekende archiefdozen en om digitaliseringsopdrachten te verstrekken voor het halverwege 2013 te verschijnen slotdeel (deel 5) van deze door de Walburg Pers uitgegeven serie. Naar het zich laat aanzien wordt het een dubbeldik deel, waaraan vele vooraanstaande usual suspects uit de wereld van de (maritieme) historie en neerlandistiek zullen bijdragen. De redactieleden nemen elk een aantal auteurs voor hun rekening en zullen bovendien zelf ook een artikel leveren. De voorbereiding door het personeel van TNA – intussen zijn het goede bekenden, met wie het goed toeven is – was zoals altijd optimaal en de redactie kon rustig werken in een separate zaal. Hoewel niet uitdrukkelijk op zoek naar nog meer nieuw materiaal – met wat nu bekend is kan het dubbeldikke deel al meer dan drie keer gevuld worden – waren er ook tijdens dit bezoek weer spectaculaire vondsten. Buitengewoon interessant was een bundel brieven van Nederlandse moeders aan hun gekaapte en in Engeland geinterneerde zonen. Ontroerende epistels, die de Nederlandse zeelieden uiteraard niet bereikt hebben, want Erik van der Doe trof ze aan in een HCA-doos. Wat in brieven bijgesloten artefacten betreft, mag de door de redactie aangetroffen hostie niet onvermeld blijven. Het lichaam van Christus per post dus. Ik zal de consortiumleden op de hoogte houden van de vorderingen rond dit nieuwste Sailing Letters Journaal. In juli en september staan nieuwe bezoeken aan Kew gepland.

Perry Moree

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Nieuwe bloggers

Zojuist hebben de volgende mensen ook schrijfrechten gekregen voor de blog. Hun e-mailadressen kunnen dus (voorzover ze daar nog niet in staan) in de eerstvolgende mailing worden opgenomen:
Frans Blom, Universiteit van Amsterdam, F.R.E.Blom t.a.v. uva.nl
Lex Heerma van Voss, Huygens ING, lex.heermavanvoss2 t.a.v. huygens.knaw.nl
Marc Kemps-Snijders, Meertens Instituut, marc.kemps.snijders t.a.v. meertens.knaw.nl
Joost Schokkenbroek, Scheepvaartmuseum, jschokkenbroek t.a.v. hetscheepvaartmuseum.nl

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Verslag bijeenkomst 7 september

Prize Papers Consortium
Bijeenkomst op 7 september 2011, Huygens ING

Aanwezig: Karina van Dalen-Oskam (verslag), Els van Eyck, (voorzitter), Lex Heerma van Voss (Huygens ING), Roelof Hol, Marc Kemps-Snijders (Meertens Instituut), Perry Moree, Joost Schokkenbroek (Scheepvaartmuseum), Nicoline van der Sijs, Marijke van der Wal, Henk Wals
Afmeldingen van: Hans Bennis, Herman Roodenburg, Ton van Velzen, Gerrit Knaap

1. Welkom
Els van Eijck heet iedereen welkom en benadrukt nog eens dat het prize Paper Consortium een informeel consortium is – het bestaat zoals het is, en is dus niet nog “in oprichting”. Het doel van het consortium is het zoeken naar samenwerkingsmogelijkheden. Als zich mogelijke nieuwe partners aandienen die een praktisch belang bij samenwerking hebben, dan zijn zij welkom om aan te schuiven.

2. Stand van zaken bij de diverse instellingen en projecten

Marijke van der Wal: project Brieven als buit verloopt voorspoedig. Taalkundige analyse van 17e/18e eeuwse brieven. Het project loopt tot september 2013 en resulteert in twee dissertaties, een monografie en corpora. Marijke zal nog wat meer in detail aangeven welk materiaal in haar project is bekeken – 4 van de 7 dozen, waaruit een selectie is gemaakt. Signaturen zijn binnen haar project omgenummerd. Huygens ING zal een template opzetten waarin elk project zo kan inventariseren wat er is gedaan.

Henk Wals: Tot nu toe was Huygens ING betrokken vanuit aanbod vane gebruik van eLaborate. In het nieuwe onderzoeksprogramma dat momenteel wordt opgesteld zal mogelijk ook meer inhoudelijke aandacht voor de Prize Papers komen. Hiervoor is Lex Heerma van Voss verantwoordelijk die binnenkort start als hoofd van de afdeling Politiek-institutionele geschiedenis. Karina van Dalen-Oskam is onlangs hoofd van de afdeling Letterkunde geworden en zal vanuit eLaborate bij het consortium betrokken blijven, maar de coördinerende taak overdragen aan Lex.

Lex Heerma van Voss: stelt zich nader voor. Is nu nog onderzoeker bij het IISG. Samen met Jan Lucassen, Jelle van Lottum en Matthias van Rossum gebruikt hij de Intrerrogations als bron voor een onderzoek naar de arbeidsproductiviteit aan boord van schepen.

Karina van Dalen-Oskam: meldt dat eLaborate3 onlangs is gereleased en dat Nicoline van der Sijs inmiddels heeft getest in hoeverre het voor haar project gebruikt kan worden. Een aantal zaken is aangepast ten behoeve van haar project en kan binnenkort opnieuw getest worden.

Joost Schokkenbroek: is hoofdconservator wetenschapsprogramma’s van Het Scheepvaart Museum. Is geïnteresseerd in de Prize Papers vanuit de objecten die ook met de scheepvaart en de papieren te maken hebben: die kunnen meer informatie opleveren over de objecten en over hun achtergronden. Een interessant project loopt waarin Jeroen Terbrugge onderzoek doet naar een zilveren beker met de namen van vrijgekregen VOC-schippers (en hun bemanningen) die in het Scheepvaartmuseum berust.

Roelof Hol: meldt dat het Nationaal Archief de overdracht van het project van de KB nu aan het afhandelen is. Ton van Velzen gaat binnenkort met pensioen. Roelof wijst erop dat er heel wat moet gebeuren om de digitale chaos rond oude en nieuwe scans e.d. te ordenen.
Op 3 en 4 november 2011 is er een WIC-bijeenkomst; op 9 december is er een bijeenkomst op het Scheepvaartmuseum over VOC opvarenden (nadere informatie volgt nog) waarin het Nationaal Archief en het Scheepvaartmuseum concrete intenties rond de Prize Papers zullen uitspreken (zie de blog post van Roelof op 6 september 2011). Deze instellingen zouden penvoerders/trekkers kunnen zijn van een groot onderzoeksprogramma.
Verder meldt Roelof dat Frankrijk ook iets met de Prize Papers wil doen.

Naar aanleiding van de bijdragen van Joost en Roelof ontspint zich de volgende discussie.
Els wil benadrukken dat er geen enkel merkrecht op de Sailing Letters berust: de naam en het eerdere project waren een middel om aandacht voor het materiaal te genereren. Niemand hoeft zich gehinderd te voelen om daar gebruik van te maken. Els geeft aan dat de voorzet van Roelof en Joost concreter gemaakt kan worden door meer op het “levende” aspect te wijzen, en de ontsluiting te noemen. Een onderzoeksprogramma alleen is nog niet interessant genoeg voor subsidiegevers. Deelonderzoeken kunnen wellicht aangevraagd worden bij de scheepvaartfondsen.
Lex merkt op dat de inventaris van wat er tot nu toe gedaan is ook de lacunes zichtbaar zal maken; en als dat gebeurd is, is een combinatie van onderzoek en toolontwikkeling/ontsluiting kansrijker voor subsidie dan onderzoek alleen.
Henk merkt op dat de beide ondertekenaars, het Nationaal Archief en het Scheepvaartmuseum, geen van beiden onderzoeksinstellingen zijn. Eventueel zou de KNAW die rol kunnen vervullen.
Els vat samen dat een plan voor fondsenwerving pas kan worden opgesteld als de beoogde inventaris is gedaan. Huygens ING zal de inventarisatie coördineren (Lex) en het Nationaal Archief zal de archivalische kant beschrijven. Dat wordt vervolgens samengebracht om van daaruit een onderzoeksprogramma te gaan opstellen. De blog post van Hanno Brand op de weblog geeft daar al een heel goede start in. Dan wordt alles weer besproken in het Consortium. De aanwezige onderzoekers benadrukken dat zij niet alleen een inventaris voorzien van relevante metadata willen hebben, maar dat zij machineleesbare transcripties van ALLES willen hebben voor het onderzoek dat zij voor ogen hebben en dat we gezamenlijk zouden moeten kijken hoe we naar die ideale situatie toe kunnen werken. Ook wordt er gezegd dat een inventaris van al bestaand/lopend onderzoek nodig is om te kunnen zien wat er in een nieuw onderzoeksprogramma ondergebracht zou moeten/kunnen worden. Lex wil de inventaris voor 1 november rond hebben, om dan in een volgende cijeenkomst half november te bespreken. Die bijeenkomst levert dan weer input voor de bijeenkomst op 9 december waarnaar Joost en Roelof verwezen.

Nicoline van der Sijs en Marc Kemps-Snijders: Nicoline meldt dat de eerste stap in haar project zal zijn om vrijwilligers de benodigde metadata aan de al beschikbare scans (ca. 10.000 stuks) te laten toekennen. Dat gebeurt mogelijk nog niet in eLaborate maar in een andere tool, waarvan het resultaat dan later in eLaborate zal worden ingelezen voor de transcriptiefase van het project. Overleg met het Nationaal Archief over de beschikbaarstelling van de scans verloopt nog niet heel praktisch – het is onduidelijk wie voor wat verantwoordelijk is. Roelof geeft aan dat hij in geval van problemen hierover benaderd kan worden. Nicoline benadrukt dat het doel van haar project is om op basis van de transcripties taalkundig onderzoek te doen. Marc voegt eraan toe dat in technisch opzicht gestreefd worden aan de CLARIN-standaarden te voldoen (zie www.clarin.nl). Hij wijst er ook op dat de vrijwilligers van Nicoline voor een behoorlijke massa in de data kan zorgen.

Marijke reageert hierop met de opmerking dat zij ook ervaring heeft met het werken met vrijwillige transcribenten in haar project “Wikiscripta Neerlandica.”, en dat het erg veel tijd aan begeleiding vergt. Roelof weet van een vrijwilligersgroep van het Nationaal Archief die wellicht ook in Nicolines groep zou kunnen participeren (de GenLias groep). Het NA zoekt samen met de Taalunie naar geld om een online cursus transcriberen op te zetten voor Nederlandse archieven in het buitenland, getiteld Going Dutch. Henk merkt op dat zo’n handleiding ook mooi aan de tool eLaborate te koppelen zou zijn.

Perry Moree: er volgen nog twee delen van de Journaals, deel 4 en 5. Deel 4, over de Europese vaart en de kapingen, wordt op 23 november gepresenteerd. Deel 5 volgt in 2012, met capita selecta uit allerlei onderwerpen. De financiën voor dit deel moeten nog worden geregeld. Voortzetting van de reeks: in principe is de reeks dan afgesloten, maar het is niet uitgesloten dat er toch nog delen zullen volgen. Perry heeft in zijn functie bij Brill met Marti Huetink een plan ontwikkeld voor “Primary sources”, een online project rond de Prize Papers. Hierbij zou de nadruk niet vallen op Nederland, maar meer op het buitenland. Het project is gericht op digitalisering en start op 2 oktober 2011. Er worden ca. 300.000 scans gemaakt (meer hierover in de blog posts van Perry). Het betreft alle Interrogations, die gescand en van metadata worden voorzien. De taal ervan is meestal Engels, en soms Latijn. Er is geen subsidie nodig voor dit project, het wordt gefinancierd door Brill, verwachtend dat het break-even point wordt gehaald. Perry onderzoekt de mogelijkheid van “slicing and dicing” – selectieve toegang kunnen verkrijgen tot de data. Verder brengt Perry in een ander project de visserijgeschiedenis van Vlaardingen in kaart, samen met o.a. Jeroen Terbrugge. Hij wijst erop dat er ook veel relevant materiaal beschikbaar kan zijn in andere delen van de National Archives in Kew.

Hanno Brand: aan de Fryske Akademy vindt promotieonderzoek pklaats over de Friese scheepvaart op basis van de Prize Papers. Hanno werkt zelf aan een inventaris van Fries-gerelateerde documenten. Op basis daarvan zal hij een projectplan ontwikkelen en op zoek gaan naar subsidie. Het beoogde onderzoek zou een pendant van het Sonttol-project kunnen zijn. Hij wil vrijwilligers hiervoor betrekken uit de Friese werkgroep maritieme geschiedenis.
Nicoline zal “Friese” doumenten signaleren wanneer haar vrijwilligers ze tegenkomen.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Selection of Brill’s new history primary source project started in London’s National Archives

Lees de PDF hier.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Systematiek voor Metadata

Marijke van der Wal

3 oktober 2011

Beste consortiumgenoten,

Zoals ik al eerder heb aangegeven zal ik onze ervaringen met metadata en transcripties binnen het Brieven als Buit-programma graag delen om tot een optimale aanpak bij de inventarisatie en transcriptie van het Metamorfozemateriaal te komen.

Bij het vaststellen van een systeem voor het toekennen van metadata moet, lijkt me, nu eerst beslist worden of aanvankelijk gewerkt gaat worden met een beperkte metadatasystematiek die later uitgebreid wordt of dat direct een uitvoeriger systematiek wordt opgesteld. Wij hebben in onze Brieven als Buit-database heel wat onderscheidingen waarvoor gegevens alleen maar uit een gedetailleerde transcriptie of uit nader onderzoek kunnen komen. Die onderscheidingen zijn ook sterk ingegeven door ons sociohistorisch taalkundig onderzoek. Ik kan me voorstellen dat vanuit een andere invalshoek nog weer andere kenmerken relevant zijn als aanvullende metadata. Zijn die meer specialistische onderscheidingen iets voor een latere fase, maar moet er wel al rekening mee gehouden worden in het ontwerp? Het lijkt me belangrijk hier een standpunt in te bepalen.

Ik zal hieronder aangeven welke onderscheidingen in een basale metadatasystematiek in elk geval opgenomen zouden moeten worden. Ook noem ik enkele problemen om rekening mee te houden. De onderscheidingen die sterk gerelateerd zijn aan ons type onderzoek laat ik hier dus weg, maar ik ga daar aan het eind nog op in. Mogelijk willen collega’s vanuit andere invalshoeken daarop reageren. Hieronder nu eerst mijn voorstellen en opmerkingen over de inventarisatie.

1.      Algemeen

 ID gebaseerd op signatuur HCA & unieke code voor het betreffende document.

Aan de foto’s ook een (gelijkende) code voor transcripties koppelen. Let eveneens op de problematiek van de losse enveloppen (zie hieronder).

Tekstsoort (reactie op onderstaande keuzelijst Nicoline):     

            – envelop

            – brief

            – dagboek

            – verhoor

            – rekening

            – vrachtlijst

            – afschrift notariële akte

            – gedicht

            – tekstloos [het laatste wordt toegekend aan een afbeelding van bijvoorbeeld de rug van een doos, iets waar geen tekst op staat]

            – anders, namelijk:

Hier zou ik het dagboek vervangen door het scheepsjournaal of een extra categorie scheepsjournaal toevoegen. 

 De dozen bevatten ook materiaal (brieven, rekeningen, verhoren) in andere talen. Het lijkt me nodig om direct bij de inventarisatie ook het niet-Nederlandse materiaal te markeren (aanvinken van diverse opties in de metadata-editor).

 2.      Brieven

Wat speciaal het brievenmateriaal betreft: in de metadata-editor zou ik een duidelijke scheiding maken tussen gegevens over de brieven zelf, over de afzender(s) en over de geadresseerde(n) en bij voorkeur steeds een veld bijzonderheden aan elk van deze drie koppelen. Eén veld bijzonderheden wordt wel een heel diverse vergaarbak.

2.1.   Brieven zelf

Hier in elk geval drie soorten metadata:

1.         Datering:        dag/maand/jaar

Met aanvinkoptie “onduidelijk/onbekend”, want datering ontbreekt soms of is onleesbaar geworden.

2.         Adressering: op de brief/ envelop / ontbrekend (3 opties)

Bij de 17de-eeuwse brieven staat de adressering op de brief zelf, bij laat-18de-eeuwse brieven vaak op een envelop of een verzamelomslag. In het laatste geval zijn enveloppen ook weg geraakt of zijn losse enveloppen in dozen niet of met enige moeite te koppelen aan specifieke brieven. Dat moet gesignaleerd worden om uiteindelijk de juiste verbanden te kunnen leggen tussen de inhoud van de brief en de geadresseerde.

3.         Type brief: privé/ zakelijk/ gemengd (3 opties)

4.         Bijzonderheden: dit veld is vrij in te vullen met info over de materiële kant van de brief, het handschrift etc.

2.2.   Afzender(s)

1.         Geslacht:        man/vrouw/onbekend

2.         Naam:

Er moet rekening gehouden worden met het feit dat er meerdere afzenders kunnen zijn. Suggestie om een aanvinkoptie te maken (*meerdere afzenders, nl. ook…………..)

3.         Locatie plaats:

4.         Locatie straat:

5.         Locatie regio:

6.         Locatie land:

7.         Locatie schip:

8.         Bijzonderheden: dit veld is vrij in te vullen met info over de afzender(s).

Uiteraard worden niet alle items 3 t/m 7 ingevuld, maar zo dek je wel alle mogelijke in de brief vermelde locaties af. Soms is ook een land niet genoemd, maar wel uit de genoemde plaats af te leiden.

Bij de in te vullen items 2 t/m 7 is de vraag hoe je dit technisch precies wilt doen. Wij hebben in onze database bij dergelijke items steeds 2 velden: 1 voor de naam zoals die in de brief staat en 1 voor de genormaliseerde naam. Om een voorbeeld te geven: een brief is verstuurd vanaf Stasius. Degene die inventariseert vult Stasius in en weet niet dat dit voor St. Eustatius staat. Dan kan dat later alsnog in het genormaliseerde veld ingevuld worden. Er kan ook eenvoudig gezocht worden in de database op de genormaliseerde namen. Alternatief is al direct genormaliseerde namen aanbieden (drop down menu), maar die zijn zeker niet voor al deze velden te voorzien. Dat vraagt dan om een voorziening waarbij automatisch nieuwe namen aan het drop down menu worden toegevoegd.

2.3.   Geadresseerde(n)

Bij de geadresseerde(n) dezelfde 8 onderscheidingen aanbrengen als bij de afzender(s). Ook daar rekening houden met het feit dat er meerdere geadresseerden kunnen zijn. Aanvinkoptie  maken (*meerdere geadresseerden, nl. ook…………..).

Veld 8 Bijzonderheden: dit veld is vrij in te vullen met info over de geadresseerde(n).

3.      Discussie over meer gespecialiseerde metadata

De vraag is welke items boven de basale metadatasystematiek toegevoegd kunnen en moeten worden. In de transcriptiefase kunnen nog – zonder verder onderzoek – de volgende items toegevoegd worden:

1. Het aantal woorden dat een brief telt, zodat direct de omvang duidelijk wordt. Die telling moet gebaseerd zijn op een word count in de diplomatische transcriptie en kan dus pas in het transcriptiestadium aangegeven worden.

2. veld voor (in de brief, buiten de adressering) genoemde personen

3. (idem) genoemde plaatsen

4. (idem) genoemde schepen

5. gebeurtenissen (kan eventueel met aanvinken van keuzemogelijkheden plus de optie anders nl…).

Ook zou het goed zijn om in de transcriptiefase een aanvinkmogelijk te hebben om aan te geven of er ook passages in andere talen dan het Nederlands binnen een Nederlandse brief voorkomen.

Wij onderscheiden binnen de Brieven als Buit-database meer items, direct gerelateerd  aan ons sociohistorisch linguïstisch onderzoek, die ook voor historici relevant kunnen zijn. Het invullen van gegevens voor die items kan soms op basis van de brief zelf zoals bij het item relatie van afzender tot geadresseerde (reeks van specifieke familierelaties, vriendenrelatie,  zakelijke relatie) en omgekeerd relatie van geadresseerde tot afzender. Ook het beroep is regelmatig uit de brief zelf af te leiden, maar vaak is er ook aanvullend onderzoek voor nodig. Dat geldt zeker voor opleiding, sociale klasse, godsdienst en leeftijd (of geboortedecennium/ geboortejaar). Het is dus de vraag of in de (volgende) transcriptiefase deze items steeds voor het Metamorfozemateriaal ingevuld kunnen worden. Die items zijn evenwel relevant voor verschillende soorten van onderzoek en zouden daarom wel deel uit moeten maken van de uitgebreide versie van de metadata-editor.

Nader onderzoek en een uitvoerige analyse zijn eveneens nodig om te bepalen of de brieven autografen zijn of niet. Zie voor deze problematiek en de relevantie ervan Judith Nobels & Marijke van der Wal. 2009. “Tackling the Writer-Sender Problem: the newly developed Leiden Identification Procedure (LIP)”. Internet Journal Historical Sociolinguistics and Sociohistorical Linguistics 9. http://www.let.leidenuniv.nl/hsl_shl/Nobels-Wal.html.

De onderscheiding autograaf/ geen autograaf/ onduidelijk (3 opties) is uiterst relevant niet alleen voor taalkundig onderzoek en daarom nodig in de uitgebreide versie van de metadata-editor, al zal dit item zeker voor het 17de-eeuwse materiaal over het algemeen zonder nader onderzoek niet ingevuld kunnen worden.  

 Mijn voorstellen en overwegingen zijn een gevraagde reactie op een eerste opzet van Nicoline van der Sijs (zie ook haar blog van 16 juni 2011). Commentaar en verdere suggesties zijn uiteraard welkom.

Marijke van der Wal.

Posted in Inventarisatie, Lopende projecten | Leave a comment

Nationaal Archief en de Prize Papers

Van: Roelof Hol
Beste collegae,

Zoals bekend heeft de Koninklijke Bibliotheek de activiteiten rond de website en database ‘Sailing letters’ overgedragen aan het Nationaal Archief (NA), uitgezonderd de afronding van de twee nog op stapel staande uitgaven in de reeks “Sailing Letters Journaal”. De praktische werkzaamheden om de overgang zonder last voor de gebruikers te regelen zijn goeddeels afgerond. The National Archives UK heeft inmiddels het NA formeel toestemming gegeven om de brieven die in het kader van het Metamorfose programma gedigitaliseerd zijn, voor onderzoeksdoeleinden beschikbaar te stellen.

Bij sommigen van jullie ook bekend, dit jaar is het Project VOC-Opvarenden van het NA formeel afgesloten. Op 19 mei vond in het NA de bijeenkomst plaats voor het onderzoeksveld. De wat breder opgezette bijeenkomst, gericht op een groter publiek dat geïnteresseerd is in de maritieme geschiedenis zal op 9 december 2011 plaatsvinden in Amsterdam. Het NA werkt hierbij nauw samen met Het Scheepvaartmuseum.

De primaire reden voor het NA om te participeren in het consortium i.o. is mede gelegen in het feit dat het onderzoek naar en in de zgn Prize papers ook ingang geeft op materiaal , afkomstig uit ‘De West’, De rijkdom van het bestand van de Prize Papers behoeft na de activiteiten van Roelof van Gelder geen betoog. Een archivistisch ingezette ontsluiting van het materiaal, verder dan nu in de Engelse inventaris geboden kan worden, betekent een verrijking van het bronnencomplex in wat wij bij het Nationaal Archief graag het domein van de koloniale en handelsbetrekkingen noemen. En voor het Scheepvaartmuseum levert de bestudering van al het in de Prize Papers bewaarde materiaal een extra stimulans voor het onderzoek over de maritieme geschiedenis en een rijke aanvulling op het onderzoek naar de eigen museale collectie.

Tijdens onze gesprekken over de voorbereiding voor de bijeenkomst op 9 december kwamen Joost Schokkenbroek en ondergetekende allengs meer en meer tot de overtuiging dat de ontwikkeling van Sailing Letters naar een nationaal programma Prize Papers, waarvan natuurlijk de Sailing Letters nadrukkelijk deel uitmaken vanwege het belang van de continuïteit van zowel de naam als het daaraan verbonden onderzoek, het waard is om in een bijeenkomst van het consortium i.o. aan de orde te stellen.

Om in het huidige tijdsgewricht voldoende financiële middelen te initiëren om onderzoeksprogramma’s te starten is goede samenwerking tussen de voornaamste betrokkenen en een duidelijke boodschap van groot belang. In de tijd gezien zouden wij op de bijeenkomst in december 2011 in ieder geval de directeuren van het NA en HSM een intentieverklaring willen laten tekenen . Deze verklaring zou voor de beide penvoerders dan inhouden dat zij in samenwerking met in ieder geval de leden van het consortium een aantal activiteiten ontplooien om de (digitale) toegankelijkheid van en het onderzoek in de Prize Papers bevorderd wordt.

Bij die activiteiten valt te denken aan het bevorderen van de instelling van fellowshiips voor onderzoek in de Prize papers volgens een door de leden van het consortium opgesteld onderzoeksprogramma , en aan het jaarlijks organiseren van een symposium waar de resultaten van onderzoek in het materiaal worden publiek gemaakt. Het programma zou begeleid moeten worden door een wetenschappelijke raad van advies. Verder zouden de beide initiatiefnemers de mogelijkheden van financiering door derden van het programma actief willen onderzoeken. Qua organisatie kan een model van associated partners vanuit een breed perspectief (overheidsinstellingen, maar ook particuliere initiatieven) worden voorgestaan.

Roelof Hol en Joost Schokkenbroek

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Complete beschrijving doos HCA 30/735

Beste allen,

In de onlangs in zeer beperkte oplage verschenen afscheidsbundel voor Dirk Tang, getiteld Dirck, Michiel en Benedictus en de slaven van Ardra en andere Sailing Letters, staat een artikel van mijn hand waarin ik een complete inventaris geef van een doos uit The National Archives (HCA 30/735). Deze archiefdoos en ik hebben inmiddels een hele geschiedenis. Toen ik deze in 1994 voor het eerst inzag (in het oude gebouw in Chancery Lane nog) ontdekte ik de brieven van Aagje Luijtsen, die ik pas veel later zou uitgeven. Omdat ik nog veel meer opmerkelijke zaken aantrof (een document van John Cuthbertson, de bouwer van Teyler’s elektriseermachine, verrassende gedichten en vele particuliere brieven van bemanningsleden van de retourvloot die in de Saldanhabaai in 1781 werd genomen), besloot ik een complete inventaris te maken, ook om na te gaan hoe lang dit soort werkzaamheden zouden duren. Deze doos inventariseren en vastleggen kostte me zo’n drie werkdagen, met dien verstande dat ik de Luijtsen-brieven al had beschreven. De oorspronkelijke bundels brieven waren soms losgeraakt en lagen enigszins door de war. De handschriften waren doorgaans goed leesbaar, maar het bijeenbrengen van brieven en losse enveloppes enerzijds en setjes brieven per schip anderszijds (en daarmee de context) was zeer tijdrovend. Maar natuurlijk wel geweldig om te doen. Exemplaren van de bundel zijn gedeponeerd in de KB, de UB Leiden en het Maritiem Museum Rotterdam, en daarmee raadpleegbaar, maar ik sluit tevens een pdf van mijn artikel bij.

Perry Moree

Doos HCA 30 735

Posted in Inventarisatie | Leave a comment

Brill digitaliseert verhoren uit Prize Papers

Beste allen,

Uitgeverij Brill te Leiden is voornemens de verhoren (interrogations) uit de collectie Prize Papers  van het High Court of Admiralty (HCA32) te digitaliseren, van metadata te voorzien en uit te geven. Dit project past uitstekend in de primaire bronnencollecties die Brill online publiceert. Samen met mijn collega Marti Huetink (uitgever History & Sociology) heb ik vorig jaar het vooronderzoek verricht en onderhandeld met de altijd constructieve collega’s van The National Archives in Kew. In mijn geval waren dat oude bekenden van het Sailing Letters project. Sanne Muurling, voorheen Sailing Letters stagiaire, heeft meegewerkt aan het vele rekenwerk dat nu eenmaal met zo’n ingewikkeld project gepaard gaat. Marti en ik hebben het project gepresenteerd voor een gezelschap van Nederlandse en Engelse historici in Corpus Christi College in Oxford op 12 maart (met hartelijke dank aan de organisatoren Jelle van Lottum en Geert Janssen). Hiertoe hebben we een leaflet laten drukken met als titel Digitizing the Prize Papers. Opening up a rich source of information for historical research, die aan de deelnemers in Oxford is uitgereikt (en is gedeponeerd bij de Koninklijke Bibliotheek). Ik sluit de pdf van dit Engelstalige boekje hierbij in. Het bevat een introductie van Marti, een inleiding over de ervaringen van het Sailing Letters Project van mij en een vertaling van een artikel van mijn hand over de kaping van van het Vlaardingse vissersschip ‘Anna’ in de Vierde Engelse Oorlog, inclusief de volledige teksten van de verhoren van twee bemanningsleden, die de bekende 32 (later 34) voorgedrukte vragen voorgelegd kregen. Ik hoop spoedig een update te kunnen geven van de voortgang van het project.

Perry Moree

Digitizing the Prize Papers

Posted in Lopende projecten | Leave a comment